Argument I
Laat
twee complexe getallen zijn (niet nul).
Welke van de volgende $val6 $val34 ?
.$val33 | $val29 |
.$val33 | $val30 |
.$val33 | $val31 |
.$val33 | $val32 |
Argument II
Gegeven de modules en argument van het complexe getal z=$val7$val9$val6.
Argument III
Bereken het reële en imaginaire gedeelte van het complexe getal z
met |z|=$val7, en $val11 als argument.
Complex toegevoegde
Laat
complexe getallen zijn. Welke van de volgende $val6 $val32 ?
.$val31 | $val27 |
.$val31 | $val28 |
.$val31 | $val29 |
.$val31 | $val30 |
Modulus
Laat
twee complexe getallen zijn. Welke van de volgende $val6 $val26 ?
.$val25 | $val21 |
.$val25 | $val22 |
.$val25 | $val23 |
.$val25 | $val24 |
Reëel en Imaginair
Laat
een complex getal zijn, waarin
en
reële getallen zijn. Wat is het reële gedeelte en wat het imaginaire gedeelte van
? Re(
) =
, Im(
) =
.